1993

Herinneringen aan de watersnood in Limburg: van de chaos van de overstroming naar herstel

Ondergelopen woning met man voor kerstboom.

Wie de geschiedenis van het Limburgse rivierengebied bestudeert, bedenkt zich wel tweemaal voordat hij parket of dure tapijten aan- schaft. Op de vloer van een huis bij de Zuid-Nederlandse rivieren horen tegels en plavuizen en je koopt lichte meubelen die je snel en gemakkelijk de brede trap op kunt sjouwen. Alleen ‘import’ laat zich door het water echt verrassen. Uit het verslag van een watersnood in maart 1876, geschreven door een van de slachtoffers, een Amsterdammer die op een buiten bij Vught was gaan wonen:

“Ik meen dat er hier ook veel kans bestaat voor doorbraak. Overal waar ik geweest ben, spreken de boeren van zieke dijken, en ’t schijnt wel dat die ziekte aan- stekend is, want de eene doorbraak volgt de andere.”

“Maar waar zijt ge dan geweest, Frits?”

“Aan den Maaskant. ’t Is of daar alle elementen samenspannen, en ’t is goed dat ik niet erg kleinzeerig ben, want ik heb er huizen zien instorten, bijna gansche dorpen in de golven zien verdwijnen, menschen en vee in het water zien worstelen, kinderen in wiegen zien drijven en al zulke akeligheden meer.” (...) “Aan de Maaskant is alles wat men ziet water. Van Hedel af hangen de noodvlaggen uit. ’t Was huiveringwekkend, te midden van het stormgeloei en het angstig bulken van het vee de wanhoopskreten te moeten horen van de arme lieden die op de daken hunner woningen een laatste toevlucht gezocht hadden.”

Frits had nauwelijks het laatste woord gesproken toen men buiten een verward geroep hoorde. Er liepen menschen in onstuimige vaart van den kant der heide en eindelijk klonk uit meer dan één mond de onheilspellende kreet: “De dijk is bezwe- ken! De dijk is bezweken!”

De Amsterdammer en zijn gezin vluchtten het dak op en zouden daar twee dagen op hulp zitten wachten.

Riverenkalender

‘Het geldt voor toen, nu en later: wantrouwt de kracht van wind en water’, waarschuwt een inscriptie op een oude gedenksteen bij Elshout. En een andere, op de dijk, zegt: ‘Zwak mag de sterke heeten, ik scheen zeer sterk te zijn. Het is in mij gebleken, die sterkte is slechts schijn.’

Dijken mogen in tegenwoordige tijden breder en zwaarder zijn dan in vroeger tijden, erop vertrouwen mag je nooit. Toch zijn er altijd mensen geweest die meenden veilig te zijn voor het water. Uit het boek ‘Dorp aan de rivier’ over een overstroming in 1926:

“Janus de Mert op de Bergen, de weduwnaar, dat was er ook zo ene, dien maakten ze niks. Die had zijn huis en zijn hof en zijn grond zo hoog liggen, het water, dat kon daar niet bij. Daar had hij lange jaren een geweldigen hoogmoed over gehad, maar eens, toen het weken lang regende en het water geweldig waste, toen er ook binnendijks huizen aan moesten geloven, ja, toen was Janus de Mert ook over- stroomd geweest. Toen zat hij grif afgesloten, er waren koeien en varkens van hem verdronken, hij zat in de grote opkamer van angst te klagen, sindsdien had hij een noodklok op den nok van zijn zwaar rieten dak.”

In het stroomgebied van de Maas is eigenlijk alleen de kerk van Itteren altijd droog gebleven. Die werd gebouwd door een generatie die de rivier respecteerde en die niet kon rekenen op een overheid die de consequenties van overmoed voor haar rekening zou nemen, dus die staat op een plek waar de rivier er niet bij kan. Dat er een zekere regel- maat zit in overstromingen, viel vroeger al op. Ongeveer om de vier, vijf jaar was het raak. In een verslag van een watersnood in 1880 constateert een ooggetuige zelfs dat de Bosschenaren aanvankelijk niet wilden geloven dat het wassende water rampspoed zou brengen, ‘want eerst in 1881 was het de bestemde tijd daartoe.’ “Maar alras vernam men dat de Maas tussen Oijen en Lithoijen door den dijk was gebroken en dat het water 500 meter breed door de gemaakte bres stroomde om Den Bosch in zijn vijfjaarlijkschen Venetiaanschen toestand te brengen ...”.

Ook in de huidige tijd loopt die geheimzinnige rivierkalender gestaag door, alle dijkverzwaringen ten spijt. Krantenkoppen spreken boekdelen:

1980 – ‘De Maas bereikt recordhoogte. In de Maasdijk bij Heel is een gat van 30 meter geslagen. Velden en kassen in Brabant en Limburg staan onder water. Dorpen zijn ingesloten, pontveren uit de vaart. De Dommel treedt op vele plaatsen buiten de oevers.’

1984 – ‘Sinds zestig jaar heeft de Maas niet zo hoog gestaan. Itteren, Borgharen, Weil en Roermond van de buitenwereld afgesloten. Grote delen van Zuid-Limburg onder water. Hier en daar worden helikopters ingezet.’

1988 – ‘Itteren, Borgharen en Keent afgesloten. In Maastricht is het rampenplan in werking getreden. Ook Rijn en Waal treden buiten de oevers. Militairen redden met pontons vee langs de IJssel. Bij Rossum zijn de dijken beschadigd.’

Steeds als het rivierwater stijgt, worden in Zuid-Nederland de devo- tiekaarsen uit de la gehaald en voor beelden van de favoriete heiligen ontstoken om een ramp af te wenden. Want een nieuwe vloed moet steeds worden verwacht. Steeds blijven de oevers inderdaad een paar jaar droog, bij de bewoners ontstaat een vals gevoel van veiligheid, tot ...

Overgelopen oever meer.
© Bart Wullings / HH

December 1993

Eerst lopen de uiterwaarden onder. Daarna gaat het water over de zomerkade de buitendijkse polder in. Dan weet iedereen dat het weldra weer gaat gebeuren. De Maas is een regenwater rivier, het Maasdal een kilometerslange badkuip. Valt er veel regen, dan stijgt het water en raakt de kuip vol. Als het vervolgens blíjft regenen, dan stroomt het water over de rand heen en is er een overstroming.

In december 1993 staat het water in de Maas al een week hoger dan normaal, maar zorgen maken de Limburgers zich voor het eerst pas op dinsdag 14 december 1993, als Rijkswaterstaat een voorwaarschuwing doet uitgaan naar de brandweer in Maastricht. Maastricht is altijd de eerste grote stad waar de gevolgen van hoog water in Limburg merk- baar zijn. Op donderdag 16 december wordt de voorwaarschuwing weer ingetrokken; het waterpeil is gedaald. Maar Limburg rust niet
van tevredenheid zuchtend achterover: in Noord-Frankrijk en in de Belgische Ardennen blijft het regenen. En regenen. En regenen. Op zon- dagavond 19 december slaat de Belgische regering alarm: het water in de Maas en haar zijrivieren zullen kritieke hoogten gaan bereiken. In de nacht van zondag 19 op maandag 20 december bereikt de Maas bij Itteren het peil van een voorwaarschuwing. Bij 44,03 meter boven NAP wordt het kritiek in Itteren, de Maas staat nu op 43,55 meter. Ook naar Borgharen gaat een waarschuwing uit. Op maandag 20 december om 11.30 uur is het zo ver: Rijkswaterstaat kondigt de alarmfase af.

Kort na middernacht lopen de eerste straten in Itteren en Borgharen onder. Het ging snel, heel snel. Als Maastricht overstroomd is, kun je uitrekenen wanneer het zover zal zijn in Venlo, want hoog water gaat als een golf door het Maasdal heen. Terwijl Zuid-Limburg in wat een oogwenk leek, onder het water verdween, probeerde het deel van de provincie dat stroomopwaarts ligt nog te redden wat ze kon. Voor de golf uit sjouwden mensen koortsachtig met zandzakken. Alles wat klein en licht genoeg was om te dragen, ging naar zolder. Een paar duizend mensen ontvluchtten hun huizen en zochten haastig een veilig heenko- men bij vrienden en familie. Verdronken land, verdronken huizen. Vier kilometer breed werd de rivier. De ontreddering van de bewoners van het Maasdal was totaal. Verbijstering. Wateroverlast zijn ze in het zuiden best wel gewend, maar sinds mensenheugenis was het niet zo erg geweest. Het was allemaal extra verdrietig omdat het bijna Kerst was toen het gebeurde. Iedereen zijn huis mooi versierd, de kerstinkopen gedaan, kerststalletje neergezet. En dan moet je evacueren, je huis uit.

Mensen die zandzakken neerleggen om te beschermen tegen het water
© Jaco Klamer / HH

Modder, troep, stank en schade

Terwijl steden en dorpen stroomafwaarts nog blank stonden, kwamen gevluchte bewoners uit gebieden rond Maastricht, waar het water alweer gezakt was, terug naar huis. Modder, troep, de stank van verrotting, vooral van wat het water had achtergelaten. Kou, ellendige kou, want overstromingen gebeuren altijd ’s winters en verwarmingen doen het niet meer. Alsof het zó al niet erg genoeg is. Het vocht dat aanklampt, dat je niet meer uit je botten krijgt, iedere draad aan je lijf is nat en koud. De troosteloosheid van een watersnood is peilloos. Zie je het op tv, dan is het steeds na een paar seconden weer voorbij. ’t Is toch wat, maar het droogt wel weer op, denkt men. Maar mensen die getroffen zijn blijven weken, vaak maanden met de verdrietige gevolgen geconfronteerd.

Waar het water verdween, werden die gevolgen zichtbaar. Het bedrijfsleven lag plat. Een staalbouwbedrijf zag zijn machinepark van- onder een halve meter water tevoorschijn komen. Druipend en defect. Een hotel had zoveel schade, dat het alle kerstboekingen moest annuleren. Een camping met vijfhonderd caravans was ondergelopen, evenals de wijnkelder van een restaurant. Dure flessen wijn hadden de ramp overleefd, dat wel, maar hun etiketten waren losgeweekt en kleefden onleesbaar tegen muren en stellingen. En particulieren? Tuintjes waren veranderd in moerassen, huizen deden denken aan natte dozen, het behang van muren losgeweekt, meubels gezwollen en kromgetrokken, elektrische apparatuur onklaar geraakt.

En ... de schade was onverzekerd. En veel groter dan mensen zelf konden dragen. Particuliere woningbezitters, woningcorporaties, boeren en tuinders en de vele in de nabijheid van de Maas gevestigde ondernemers wisten even niet meer hoe het nu verder met ze moest. Even stortten werelden in.

Was de directe schade al onafzienbaar, men realiseerde zich ook onmiddellijk dat de vervolgschade nog veel groter zou worden. Winkeliers keken tegen bedervende voorraden aan. Bedrijven zouden wegens schade wekenlang gesloten blijven, of open, maar onbereikbaar zijn, omdat toegangswegen waren verzakt of dreigden te verzakken. De meeste bedrijven zitten in een bedrijfskolom. Kan een bedrijf in het Maasdal niet leveren, of niet vervoeren, dan kan een afnemer elders in Limburg, of Nederland ook niet door met z’n productie. Die zal dus op zoek gaan naar andere leveranciers en aanvoerkanalen.

Watersnoodkreet

Bij de Kamers van Koophandel in Maastricht, Roermond en Venlo staan in totaal 30.000 bedrijven geregistreerd, agrarische bedrijven niet meegerekend. Van deze bedrijven ligt zo’n tien procent langs de Maas. Alle hadden onder water gestaan.

Met de voortvarendheid waarmee het tot aardbevingsstichting omgevormde feestcomité in 1992 de noodsituatie in Roermond en omgeving te lijf was gegaan nog fris in herinnering, gaf gouverneur van Limburg Van Voorst tot Voorst zijn medewerkers nu, daags voor Kerst ’93, opdracht tot de onmiddellijke formatie van de Stichting Waters- nood, met een sectie voor bedrijven, een voor particulieren en een voor de agrarische sector.

Van de Stichting Watersnood Bedrijven Limburg (SWBL) werd de heer P.H. van Zeil, voormalig burgemeester van de gemeente Heerlen en oud-staatssecretaris van Economische Zaken, benoemd tot voorzitter. Taak van de stichting werd het onderhandelen met de overheid over een financiële tegemoetkoming voor getroffen ondernemers. “Geen bedrijf mocht over de kop gaan als gevolg van de watersnood en werkgelegenheid moest volledig gehandhaafd blijven. Het streven was om de economische structuren van vóór de watersnood zo snel mogelijk te herstellen”, formuleert hij de doelstellingen. Onverwijld deed Van Zeil een noodkreet aan de overheid uitgaan, met succes. Niemand wist nog hoe hoog de schade zou uitpak- ken, maar de minister van Economische Zaken zegde wel alvast een nog nader te bepalen bedrag toe voor steun aan de getroffen bedrijven. Hij zegde tevens toe dat hij de kosten voor de schadevaststelling voor zijn rekening zou nemen, op voorwaarde dat de SWBL wèl zelf regelde dat die schadevaststelling zou gebeuren, en goed zou gebeuren, door onafhankelijke deskundigen.

BCE word ingevlogen

Schade-experts moesten er dus komen. Die van vorig jaar waren goed bevallen. “Jij hebt goede relaties met die jongens die de aardbevingsschade hebben gedaan, bel ze maar of ze weer kunnen komen”, zei de gouverneur. “Het telefoontje kwam, en meteen naar Limburg, in een schuddend vliegtuigje, want de A2 stond onder water.” Op vliegveld Beek stond Joop Kneepkens de BCE’ers al op te wachten. “We zijn meteen doorgereden naar het Provinciehuis,” zegt Adriaan Westerhof, voorzitter van de Calamiteiten Commissie, “Maastricht was nog niet eens droog.” Hij vervolgt: “Wie hulp wil bieden, moet wel zorgen dat ’ie door de getroffenen te vinden is. Laat de lokale pers dus weten dat je bestaat. En nog een belangrijke les, geleerd door de ervaringen met de Roermondse aardbevingsschade: onmiddellijke, duidelijke en eenduidige informatie is belangrijk voor mensen in een noodsituatie. Niemand weet precies hoe erg het is en wat er verder gaat gebeuren. Vragen, vragen, duizend-en-een vragen, daar willen de slachtoffers een antwoord op. Hoe dan ook voorkomen dat mensen die toch al oververmoeid, verdrietig en angstig zijn over wat ze te wachten staat, in een kafkaiaanse trip door de bureaucratie gekegeld worden. Die instantie bellen, die het ook niet weet en bovendien zelf ook blank staat, en zegt: probeert u het bij die instelling eens. Die het ook niet weet en zegt: probeert u het bij uw gemeente. En het Leger des Heils neemt dan niet op, dat zul je altijd zien, elektriciteit uitgeval- len, en Den Haag weet ook nog van niks. Eén telefoonnummer voor alle vragen is het allerbeste.”

Ondergelopen straten in Limburg met een boot die door het water vaart
© Michiel Wijnbergh / HH

BCE-steunpunt

De BCE’ers als Guus Hulscher, Walter Hoeijmans en Rob Lengkeek bombarderen een kamer in het Provinciehuis tot steunpunt voor de getroffen bevolking, en de weg naar het steunpunt wordt fluks geopend door het nummer van de informatielijn te laten omroepen op radio Limburg. Extra telefoonlijnen regelen, en dan ook nog regelen dat er mensen zijn om die telefoons op te nemen. En dan rinkelen die appara- ten en dan moet er op de gekste vragen een antwoord gegeven kunnen worden. Komt er een regeling voor paarden die verdronken zijn? Kan ik financiële hulp verwachten voor evacuatiekosten die ik moest maken? Mag ik mijn verzopen vloerkleden al weggooien, of moet ik wachten tot er een expert is geweest? Gaat de kerstviering in de kerk gewoon door? Wat voor weer is het nu in de Belgische Ardennen? Komt de koningin? De experts en de ambtenaren weten het ook allemaal niet, maar doen hun best om er wel achter te komen. Op technische vragen over schade hadden de ambtenaren sowieso geen antwoord. Mag ik mijn kelder al leegpompen, of moet de expert eerst zien hoe hoog het water staat? Twee schade-experts worden voortdurend vrijgehouden om de tele- foon te helpen bemannen. Konden de telefonistes over de tafel vragen wat ze moesten zeggen tegen de mensen. Van die instructies is heel veel geleerd. Dingen waar je geen idee van hebt, zoals ga nooit een huis dat blank staat binnen door de voordeur, want je kunt niet zien of het luik boven de watermeter openstaat. Zorg dat je de stroom uitschakelt.

Ondergelopen straat met een rijtje huizen.
© MichaelKooren / HH

Rampenfonds

Voor getroffen ondernemers had EZ, in nauw overleg met de SWBL, vrijwel onmiddellijk een regeling aangekondigd – de nood van particulieren was minstens zo hoog. Hulp van het Nationale Rampenfonds (NRF) leek een oplossing, maar kwam niet zomaar. Om het Rampen- fonds in werking te laten treden, moet er uiteraard sprake van een ramp zijn, een maatschappij ontwrichtende gebeurtenis. Maar ja, als dan de treinen naar Limburg gewoon blijven rijden, zoals in ’93 het geval was, omdat de ramp zich beperkt tot het Maasdal, dan heeft men enige overtuigingskracht nodig. De Stichting Watersnood Particulieren Limburg neemt de autoriteiten in een helikopter mee om te laten zien dat het erger is dan alleen een beetje natte voeten. Na de vlucht boven de verdronken dorpen, volgt spoedoverleg, met als resultaat dat het Rampenfonds voor de watersnoodslachtoffers in Limburg inderdaad wordt opengesteld. Op het gironummer dat het fonds opent zou dertig miljoen gulden binnenkomen. Het NRF, een onafhankelijke stichting waarin het Rode Kruis, de stichting Mensen in Nood, de Stichting Oecumenische hulp en het Oranje Kruis (Reddingwezen en EHBO) samenwerken, schakelde de BCE Register-Experts in om de hoogte van de schade die het NRF zou vergoeden vast te stellen, de schadeformulieren te laten invullen en de declaratie bij het fonds te laten indienen.

In tijden van nood kan alles

Terwijl de telefoon roodgloeiend stond, de helikopter boven het Maas- dal wiekte, er een hotline tussen Maastricht en Economische Zaken in Den Haag openstond, het gironummer van het Rampenfonds opengesteld werd, de ene helft van het Maasdal van de vlucht huiswaarts keerde en de andere helft wachtte tot de golf voorbij zou komen, was het ook nog kerstvakantie.

Alles werd opgeschort: weekenden, Kerst, de gewoonlijke ambte- lijke hiërarchie. De overheidsregels ook: zonder contract, steunend op de vertrouwdheid opgedaan tijdens de samenwerking na de aardbeving, is BCE aan het werk gegaan en hebben de Stichtingen Watersnood de nodige knopen doorgehakt. Dat kàn eigenlijk helemaal niet in overheidsland. Maar in tijden van nood kan alles. Een paar leden van de voormalige aardbevingstichting waren in die stichtingen terug te vinden en dat was een bof, want die vrijwilligers gingen aan het werk. Zo is de klus geklaard. Net als na de aardbeving was er niets, alles moest ter plekke bedacht en opgelost worden. Na de Kerst, toen chefs weer op kantoor kwamen, werden de besluiten van de Stichtingen Watersnood en van het BCE geformaliseerd.

Ondergelopen woning met man voor kerstboom.
© Bert Verhoeff / HH

Hoe erg het is

Schademeldingsformulieren ontwerpen is een van de honderden dingen die moeten gebeuren. Een drukkerij vinden die die formulieren onmiddellijk kan drukken. Mensen laten weten dat die formulieren er zijn en hoe ze er aan kunnen komen. Iedereen die een schademeldingsformulier inlevert, vertellen dat ’ie te zijner tijd bezoek van een schade- expert krijgt. Voor de buitenstaander en vooral voor degene die tijd heeft: volstrekt normale logistieke processen. Maar nu nog meteen, ter plekke, binnen 24 uur. Dan wordt de belangrijkste vraag: wanneer komt die expert dan? Natuurlijk willen mensen zo snel mogelijk iemand zien, het liefst
als het water nog in het pand staat, om aan te geven hoe erg het is. Maar iets dat nat wordt, raakt niet per se beschadigd. Soms droogt het gewoon op en is het leed geleden. Wat wél beschadigd is, blijft beschadigd, ook als het weer droog is. Inventariseren van schade door water- overlast hoeft dus niet heel snel te gebeuren. Sowieso moet eerst het water gezakt zijn en vaak wordt de schade toch pas na een poosje zicht- baar, als de boel helemaal opgedroogd is. Als je mensen uitlegt dat de expert ook na vele dagen, of weken, nog precies kan zien wat de schade door water is, geloven ze dat niet altijd. In die uitleg is veel tijd en tact geïnvesteerd. Experts zijn het omgaan met die emotie gewend. Die begrijpen die bezorgdheid en dat ongeduld het best.

Het BCE gaf de mensen heel gerichte adviezen: Meld schriftelijk dat er schade is. Neem desnoods foto’s van het water in huis. Bewaar beschadigde goederen of monsters daarvan, maar ga maar wel alvast dweilen, schoonmaken, de boel drogen. Pak als het kan het normale leven weer op, het BCE komt zo snel mogelijk en de financiële hulp ook. Zevenenzeventig schade-experts marcheerden op zeker moment het steunpunt binnen, opgetrommeld uit het hele land. Ze ‘bestelden’ telefoonlijnen, kantoorruimtes, faxapparaten, dossierkasten en liters koffie. Het ambtelijk apparaat draaide ook op volle toeren. Alles wat ze nodig hadden, werd in een mum van tijd geregeld. Al het normale provinciale bestuurswerk werd stilgelegd en vijftig tot honderd mensen waren in wisseldienst in touw om de zaken in het steunpunt gesmeerd te laten verlopen.

Treurige schade

De ingevulde schademeldingsformulieren die bij het steunpunt waren ingediend, zijn op postcode afgehandeld. Was een bepaalde wijk of straat aan de beurt voor een bezoek van een schade-expert, dan wisten mensen dat door een oproep op Omroep Limburg: “Vandaag doen we die en die postcode, dus blijft thuis.”

Overal aanbellen en de schade opnemen – en het bataljon experts coördineren. Vloeren en kruipruimtes waren nog nat toen de experts op pad gingen, twee aan twee, een stapel dossiers onder hun arm. Keihard

werken was het, vroeg beginnen, laat klaar. Vooral was het emotio- neel zwaar. Heel veel mensen in Limburg hadden heel veel verdriet. Ze bedeelden de experts een grotere sociale rol toe dan waar die op voor- bereid waren. De schade-experts waren de eerste ‘officials’ die ze na de ramp te zien kregen. Ze wilden laten zien hoe erg het was, ze wilden hun verhaal kwijt. Van de mannen werd eigenlijk meer verwacht dan het mandaat toeliet.

‘Stel de schade vast’, luidde dat mandaat. Meer niet. Zo lopen de experts door die natte huizen, met die radeloze mensen er achter aan. Hun mooie behang losgeweekt, bruine randen op hun schilderwerk, gezwollen kastjes, drijfnat tapijt, opgekruld parket, waterschade ziet er altijd zó treurig uit. En je weet nauwelijks waar je moet beginnen met opruimen. De expert: “Je noteert: zoveel meter behang vernield, zoveel meter schilderwerk, zoveel meter vloerbedekking. Welke vergoeding ze per vierkante meter zouden krijgen, was nog niet geweten. Maar de behoefte van mensen lag op dat moment ook veel verder dan of dat veertig of vijftig gulden was. Ze wilden dat je naar ze luisterde, maar die tijd was er niet. Door naar de buren, want die hadden ook blank gestaan. En ook die wilden hun verhaal kwijt. De experts waren ’s avonds uitgevloerd.”

Er drijft een paard in de gang

Op vrijdag 4 februari 1994, anderhalve maand nadat het water begon te stijgen, werd het laatste BCE-steunpunt, in Venlo, gesloten. Dagen later brak het carnaval los en gingen de eerste overstromingsgrappen over de toog. “Ik vond het een beetje een middenstandsramp”, zei iemand in een Maastrichtse kroeg. “Ik zag alleen maar beelden van drijvende stereo-installaties.”

Polonaise! ‘En we gaan nog niet naar huis, want ’t kan nog niet, ’t kan nog niet.’ ‘Bij ons staat ’t tot de keukendeur, dat is bij ons nog nooit gebeur ... Schrijf het op het losgeweekt behang, de Maas stroomt hier
al 13 weken lang. En op het blad van het buffet, daar hebben we opoe opgezet, want wat er bij ons ook ooit gebeuren zal, we vieren altijd carnaval.’

En de grootste klapper: ‘Er drijft een paard in de gang, ja, ja ...’ Die kraker was uit het leven gegrepen overigens: “Het water steeg zó snel, we konden geen maatregelen treffen”, zei Fien Innemee uit Itteren tegen een verslaggever van het ANP. “Voordat we het in de gaten hadden stond paard Rudy tot aan zijn knieën in het water. We hebben hem toen snel binnengehaald. Gewoon in de keuken. Toen ook daar water in kwam te staan, hebben we hem in het hoger gelegen woongedeelte gezet. Daar stond hij droog.” Waar hij vervolg- schade aanrichtte. De hele kurkwand at hij op.

Er werden 1834 schaderegistraties uitgevoerd, waarvan 1643 in Limburg en 191 buiten Limburg. De Maas bereikte die winter een hoogste stand van 45,87 meter boven NAP. Van Itteren naar Wanssum – Itteren als eerste onder water, Wanssum als laatste weer droog. Bijna twintig procent van Limburg had onder water gestaan. Zeker achtdui- zend mensen hadden tijdelijk hun huis moeten verlaten. De uitge- keerde schade bedroeg 250 miljoen gulden.

Aan particulieren werd in totaal achtenzestig miljoen gulden uit- gekeerd. Hiervan kwam ongeveer dertig miljoen gulden bijeen door inzameling van Nederlanders op het gironummer van het Nationaal Rampenfonds. De rest werd door de regering vergoed. Het jaar 1994 begon voor veel Limburgers met opruimen en herstellen. Maar niet voor lang bleef het rustig. De stem van het water zou zich al snel weer laten horen.